Er is weinig bekend onder studenten voor de mogelijkheid tot het verkrijgen van een schadevergoeding na een onzorgvuldig genomen besluit. Dit artikel zal zich focussen op twee belangrijke schadevergoedingen: vergoeding bij studievertraging en vergoeding van de proceskosten. Beide kunnen in de duizenden euro's oplopen.
Studievertraging
Op grond van de Richtlijn Letselschaderaad Studievertraging kan een student die in 2024 één jaar studievertraging oploopt, indien de vertraging is te wijten aan een ander, 24.600,- euro vorderen op hij die aansprakelijk is. Het bedrag is een inschatting van het inkomen dat de student misloopt doordat hij één later op de arbeidsmarkt terecht komt. De onderwijsinstelling kan geheel aansprakelijk gesteld worden wanneer de vertraging geheel aan haar te wijten is, denk bijvoorbeeld aan het geval dat studievertraging is ontstaan wanneer de examinator onterecht een onvoldoende geeft en de student daardoor later afstudeert. Een oud-studente aan de Erasmus Universiteit Rotterdam heeft hiervoor 9.000,- euro voor gekregen. Ook een derde kan geheel aansprakelijk gesteld worden. Denk bijvoorbeeld aan iemand die een ongeluk veroorzaakt, waardoor de student een jaar uitvalt. De schadevergoeding kan ook naar ratio berekend worden: studievertraging van zes maanden kan leiden tot een schadevergoeding van 12.300,- euro.
Doorgaans oordeelt de rechter dat schade is ontstaan, namelijk het verlies van inkomen, en de Richtlijn biedt dan een bedrag waarop de rechter de waarde van de schade kan inschatten. Per zaak komt maatwerk bij kijken, dus het bedrag kan per situatie verschillen. Wel is de richtlijn voor een goeddeel leidend in het begroten van de schadevergoeding, zie bijvoorbeeld een uitspraak uit juni 2022 met betrekking tot slechte informatievoorziening van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen (HAN), ECLI:NL:GHARL:2022:4570.
Proceskosten vergoeding
Ook bij de gang naar het CBE kunnen de kosten die daarvoor gemoeid zijn verhaald worden op de onderwijsinstelling wanneer de student/bezwaarmaker in het gelijk wordt gesteld. Het voormalig CBHO heeft geoordeeld dat proceskosten vergoed kunnen worden op grond van art. 7:28 Awb. Niet alleen in het geval dat de student de gang bij het CBE wint, maar ook wanneer de onderwijsinstelling buitengerechtelijk beslist om het besluit te herzien omdat er sprake is van een onrechtmatigheid. Dit laatste onder meer geoordeeld door het CBE van de VU (No 2022/74/1079). Let op: dit betekent dat als de onderwijsinstelling het besluit verandert wanneer geen sprake is van een onrechtmatigheid dat de proceskosten dan niet verhaald kunnen worden. Houdt daarbij rekening dat wanneer de onderwijsinstelling schikt over het inhoudelijke, maar nier over de proceskosten, daarmee nog geen schikking bereikt en daarmee de gang naar het CBE nog open ligt.
De kosten die doorgaans gevorderd worden zijn kosten voor het inschakelen van rechtsbijstand. Concreter houdt dit in: de vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Bedragen van enkele honderden euros tot in de 2.000,- euro komen voor, zie respectievelijk CBHO 2021/115 en CBHO 2021/103. De bijstand van Stichting Studenten Bezwaar dient beschouwd te worden als 'rechtshulp van een derde die beroepsmatig rechtsbijstand biedt'. Let op art. 7:28 lid 4 Awb: het verzoek tot vergoeding moet ingesteld zijn voordat het beroepsorgaan op het beroep beslist. De gemaakte kosten moeten tijdig kenbaar gemaakt worden.
Comments